Over verlangen, jezelf mogen zijn en eindelijk thuiskomen.
De bonte stoet.
“Ze komen, de bonte stoet” klonk de roep van de kinderen door de straat. Zou het waar zijn? Mijn hart klopte sneller en ik keek meteen uit het raam. De kinderen waren alweer verder gerend. Mijn gedachten gingen terug naar mijn eigen jeugd, toen ik als kind voor het eerst die magische bonte stoet had gezien. Ik voelde weer de betovering die er van uit was gegaan en zag de bonte werveling van kleuren weer in mijn gedachten. Ja, ze was nooit weg geweest wist ik nu. Alleen maar verstopt in mezelf.
Oh, dat eerste moment; die eerste keer... Ik was, al jaren geleden, als kind met bijna alle dorpskinderen naar de brug over de rivier gerend. Aan de andere kant mocht je niet komen want dat was een heel ander land, met gevaar en donkere bossen en hoge bergen op de achtergrond. Iemand had het gerucht verspreid dat ze kwamen en toen was het hele dorp in rep en roer geraakt. Men vloog, beredderde, roddelde en dronk en hier en daar klonken al liedjes die je normaal alleen op feestjes hoorde. Wij kinderen werden gegrepen door die opwinding en stonden nu vol ongeduld bij de brug te wachten. De wind ruiste door de bladeren terwijl we allemaal gespannen luisterden, want men zei dat je eerst de muziek hoorde voordat je ze kon zien. Als er een kind wat zei was het van “ssssst, anders horen we ze niet” en zweeg de spreekster of spreker. Zo wachtten we gespannen af.
Opeens kwamen er met een windvlaag geheimzinnige, ons onbekende klanken mee. Eerst nog als een brij van alles door elkaar, maar al gauw werd het een melodie. Een melodie zoals ik nog nooit gehoord had, vol opwinding, maar ook vol verlangen. Of we wilden of niet; al gauw dansten en joelden we allemaal over straat op de klanken van de muziek. Stof wervelde op maar we voelden het niet. Zo mooi, zo opwindend was het dat we eerst niet merkten dat de bonte stoet er ineens was. Opeens waren er overal om ons heen mensen die we niet kenden en die lachten, riepen, en ons aanmoedigden door nog harder op hun geheimzinnige instrumenten te spelen. De ouderen uit het dorp waren er nu ook en er werd welkom geheten, omhelsd of handen op schouders geslagen en overal was gelach en geroep. Iedereen was blij.
De stoet liep verder tot het dorpsplein waar een kamp werd gebouwd met wagens met krakende wielen, bontgekleurde doeken en zeilen en touwen met vlaggetjes eraan. Wij hingen daar de hele dag rond en soms ook nog ’s avonds, onszelf steeds weer verwonderend over wat we allemaal zagen en hoorden. Steeds weer klonk muziek, dan hier dan daar en dorpelingen en reizigers werkten samen aan het opbouwen. Daarna was er een groot vuur, ontstoken door de oude man met de kromme stok, want die had al sinds mensenheugenis het vuur ontstoken. Hij was de oudste en niemand wist hoe oud. Hij was er altijd al geweest, met zijn kromgebogen gestalte, zijn rustige stem en de meest heldere ogen die je kon bedenken. Hij keek dwars door je heen en als hij je aankeek was het alsof je in een spiegel naar jezelf keek. Ik was een beetje bang van hem. Zijn vrouw was veel jonger en van de Tzi-gauners, met ravenzwarte lange krullen, bijeengebonden met rode linten. Ze had een lange bontgekleurde jurk aan die om haar heen zwierde en zwaaide als ze liep. Ze liep alsof ze danste. Ze was altijd aardig voor ons en we kregen vaak gedroogde appeltjes van haar, met suiker en kaneel erop. Dan lachte ze en aaide je over je bol, onbekende woorden prevelend alsof ze je zegende zoals de priester in de kerk deed. Ook maakte ze muziek met een paar mannen en als zij zong was iedereen stil. Dan was het alsof de aarde zelf zong en moest je soms een beetje huilen.
Er waren ook een drietal vrouwen die met eerbied werden behandeld. Ze leken net zo oud als de oude man met de kromme stok, maar je zag ze alleen als er gegeten werd. Ze werden de Nornen genoemd en konden mensen genezen van allerlei kwalen en ziektes. Af en toe zag je iemand uit het dorp ze aanklampen en dan gingen ze een tent in die achteraf stond. Wij mochten daar niet kijken want er stond een grote kerel met een dikke knuppel voor die de ingang bewaakte. Hij keek zo boos dat we het ook niet durfden. Soms hoorde je huilen, of een kreet uit die tent komen en soms zag je iemand opgelucht de tent weer uit gaan. Dan voelde je dat er wat gebeurd was, maar onze jeugd deed ons dat gauw vergeten.
We keken onze ogen uit, naar dikke Willem, die steeds probeerde aan te pappen met één van de tzi-gaunervrouwen, die naar hem lachten, hem kusjes gaven en te veel wijn, waardoor hij dan ’s morgens wakker werd op het stro van de paarden. Wij dansten dan om hem heen als hij wegscharrelde naar zijn kleine boerderijtje waar hij de kost moest verdienen. Ook zagen we kromme Mie, die wel jaren geleden van haar waterzucht was genezen, maar niet meer recht gemaakt kon worden. Toch vroeg ze het ieder jaar weer. Vrouw Gudde had ook alweer jaren geleden om een kindje gevraagd en kreeg prompt een drieling waarvoor ze dankbaar was, al was het wel veel drukte ineens. Maar ze had het kunnen weten want de helers waren steeds met z’n drieën. Kleine Leo van de bakker was vorig jaar met zijn vader naar de Nornen geweest omdat hij maar klein bleef. Zo zou hij nooit een zak meel kunnen dragen en bakker kunnen worden had zijn vader in de taveerne gezegd. Nu groeide hij als kool en werd een hele vent, die zijn ouders elke dag de oren van het hoofd at. Maar de bakker vond het niet erg. Hij was zo blij dat hij, iedere keer als de bonte stoet in het dorp kwam brood voor ze bakte en daar niks voor vroeg.
Oh, er waren zoveel verschillende mensen, zoals de beroemde Tijl Uilenspiegel die koorddanste op een touw tussen de kerk en de toren van het gemeentehuis, daarbij steeds grappen makend. Zijn prachtige vrouw Nele danste met de Tzi-gaunervrouwen en deed niet voor ze onder. Dan was er meester Prikkebeen, die prachtig kon vertellen. Overdag voor ons en ’s avonds voor de grote mensen. Hij had een toverlantaarn die allerlei plaatjes kon laten zien op de muur van de taveerne. Er waren jongleurs die wel tien ballen tegelijk in de lucht konden houden. Er waren clowns die allerlei grappen uithaalden. Er waren mannen met jurken aan en vrouwen met broeken en niemand vond het gek. Er was ook een fluitspeler waarvoor onze ouders ons waarschuwden. Hij zou eens, ergens in het verre Duitsland alle kinderen uit de stad mee hebben gelokt met zijn fluitspel, alleen omdat ze hem te laat hadden betaald. We bleven dan ook maar uit zijn buurt want je kon niet weten. Er waren zoveel mensen dat het ons soms duizelde en als we ’s nachts dan eindelijk in bed lagen zagen we in onze dromen de hele bonte stoet nog een keer voorbij komen.
Ze waren op een morgen ineens weg, alsof ze er nooit waren geweest. Alleen wat stro en paardemest lag er nog en de sporen in het stof. We waren er eerst beduusd van, maar al gauw ging het leven weer zijn gewone gangetje. We moesten weer naar school, of helpen op de akkers. En na een paar weken bleef alleen een vage naklank achter, ergens in onze hoofden, als van een droom die eerst nog is blijven hangen maar al snel vervaagt in de tijd. Ook een soort van verlangen bleef, een hopen op een snelle terugkomst van de bonte stoet. Dat verlangen werd langzaamaan erger, tot er dan weer een jaar voorbij was en iemand riep “ Ze komen, de bonte stoet komt er aan” en je weer die opwinding voelde en te hoop liep bij de brug. Dan was alles weer eventjes vrolijk en waren de zorgen van ziekte of een slechte oogst, of van een zoon die door de ronselaars was meegenomen even weg. Dan was er muziek, en leefde dikke Willem weer op bij de aanblik van de Tzi-gaunervrouwen. Dan kon men weer naar de Nornen om heling en raad en dansen op de vreemde maar o zo mooie muziek.
Al die jaren was het zo geweest. Mijn hele leven lang eigenlijk. Ik ben nu oud en ren niet meer naar de brug. Die tijd is voorbij, maar het verlangen wat ze ieder jaar weer achterlieten is sterker dan ooit tevoren. Ieder jaar dacht ik “zal ik met ze mee gaan” maar dan deed ik het niet. Nu ben ik oud en is het misschien de laatste keer dat ik ze zal zien. Ik ben nog naar de muziek wezen kijken en naar de koorddansende Tijl Uilenspiegel, die geen dag ouder leek te zijn geworden, maar het vrolijke wilde dit jaar niet echt komen. Het was meer een weemoed die ik voelde, van vertrek en niet meer terug komen. Ik wist dat ze de volgende morgen heel vroeg, bij het eerste grauwen verder zouden reizen. Ik trok mijn mooiste jurk aan en nam de mooie omslagdoek die ik alleen naar de kerk droeg. Verder liet ik alles achter. Bij de bonte stoet hoefde je niks mee te brengen want daar was van alles genoeg. Ik liep naar het plein en daar gekomen zocht ik de oude man met de kromme stok. “Mag ik mee?” vroeg ik. Hij opende zijn armen en omhelsde me. Toen hield hij me op afstand en keek me even onderzoekend aan met zijn doordringende ogen. “Ja, ik zie dat je er nu klaar voor bent. We wachtten al op je. Ga maar op een wagen zitten” Ik klom met wat hulp op een wagen en we vertrokken meteen. Ik was terecht gekomen op een stapel bonte doeken en zeilen en nestelde me comfortabel. Het kon wel eens een lange reis worden dacht ik. Iemand reikte me een kruik aan en ik dronk. Warme wijn was het, met kruiderijen erin en ik voelde me loom worden. Ik keek slechts eenmaal om. Het dorp waar ik mijn hele leven had doorgebracht verdween langzaam in de verte. Ik wist dat ik het nooit meer terug zou zien…
een verhaal...
Moderator: Moderators
een verhaal...
Je hebt haar in jezelf ontmoet.
Je hebt je man en vrouw gevoeld.
Omhels haar maar want het is goed.
Het universum heeft het zo bedoeld.
Je hebt je man en vrouw gevoeld.
Omhels haar maar want het is goed.
Het universum heeft het zo bedoeld.
- laura.sparkle
- dagelijks aanwezig
- Berichten: 209
- Lid geworden op: do apr 18, 2024 9:49
Re: een verhaal...
Hoi Roos,
Wat een fijn verhaal. Knap hoor, dat je dat kan.
Misschien moeten we de redactie vragen om een rubriek met verhalen? Zou een leuke vernieuwing zijn.
Vroeger las ik graag de verhalen van Bob den Uyl. Toen ik jouw verhaal las moest ik daar weer even aan denken. Zie het graag als een compliment.
Ook ben ik dol op Czardasmuziek en Boheemse kleding, dus die tzi-gaunerdames kon ik me in mijn eigen fantasie levendig voorstellen.
Dankjewel!
Liefs, Laura.
Wat een fijn verhaal. Knap hoor, dat je dat kan.
Misschien moeten we de redactie vragen om een rubriek met verhalen? Zou een leuke vernieuwing zijn.
Vroeger las ik graag de verhalen van Bob den Uyl. Toen ik jouw verhaal las moest ik daar weer even aan denken. Zie het graag als een compliment.
Ook ben ik dol op Czardasmuziek en Boheemse kleding, dus die tzi-gaunerdames kon ik me in mijn eigen fantasie levendig voorstellen.
Dankjewel!
Liefs, Laura.
"Hallo, gezellig!", Lena Braams, 't Schaep met de 5 Pooten.
Re: een verhaal...
Dank je Laura, voor je compliment.
In mijn jeugd waren ze er nog "de zigeunervrouwen" met hun fleurige jurken en losse wapperende haren. We hadden een klein kampje in ons dorp en daar doken ze op een dag gewoon op. Ze staken de banden van hun auto's lek zodat ze voorlopig niet verder konden rijden en schudden vervolgens de gezapigheid van de dorpsbewoners op. We hadden vlakbij wat grond waarop rogge en aardappels verbouwd werden. Ik keek me de ogen uit, ondanks de vele waarschuwingen van mijn ouders en ooms en tantes. Ze waren het gesprek van de dag in die tijd (de zestiger jaren) in ons agrarisch georiënteerd dorpje en ze maakten op mij een onuitwisbare indruk. Ze hadden iets magisch om zich heen hangen wat ik nu nog kan voelen.
Ik wilde ook zo'n vrouw zijn (maar dat mocht toen nog niemand weten) en ben ze nooit vergeten.
Groetjes Roos
In mijn jeugd waren ze er nog "de zigeunervrouwen" met hun fleurige jurken en losse wapperende haren. We hadden een klein kampje in ons dorp en daar doken ze op een dag gewoon op. Ze staken de banden van hun auto's lek zodat ze voorlopig niet verder konden rijden en schudden vervolgens de gezapigheid van de dorpsbewoners op. We hadden vlakbij wat grond waarop rogge en aardappels verbouwd werden. Ik keek me de ogen uit, ondanks de vele waarschuwingen van mijn ouders en ooms en tantes. Ze waren het gesprek van de dag in die tijd (de zestiger jaren) in ons agrarisch georiënteerd dorpje en ze maakten op mij een onuitwisbare indruk. Ze hadden iets magisch om zich heen hangen wat ik nu nog kan voelen.
Ik wilde ook zo'n vrouw zijn (maar dat mocht toen nog niemand weten) en ben ze nooit vergeten.
Groetjes Roos
Je hebt haar in jezelf ontmoet.
Je hebt je man en vrouw gevoeld.
Omhels haar maar want het is goed.
Het universum heeft het zo bedoeld.
Je hebt je man en vrouw gevoeld.
Omhels haar maar want het is goed.
Het universum heeft het zo bedoeld.